Diabetes en sporten
De behandeling
Sporten is goed voor de totale lichamelijke en geestelijke conditie. Het maakt het lichaam gevoeliger voor insuline, zodat de aanwezige insuline beter werkt. Als u sport gebruikt het lichaam extra energie. Het lichaam haalt die energie uit de koolhydraten en vetten die in onze voeding zitten. De koolhydraten worden opgeslagen als glucose en de vetten als vetzuren. Beide leveren brandstof voor het lichaam. Hoe groter de inspanning, hoe hoger het brandstofverbruik en de behoefte aan glucose. De bloedglucosespiegel zal dalen en de kans op een hypoglycaemie neemt toe. Hieronder kunt u lezen wat u kunt doen om bij het sporten de bloedglucose zo goed mogelijk geregeld te houden.
Sporten bij 2dd spuitregime
Voor het sporten:
• Afhankelijk van de intensiteit 15–30 gram koolhydraten extra per 30 minuten lichamelijke inspanning gebruiken.
• Spuitplaatsen: spuit de insuline niet in het lichaamsdeel dat tijdens het sporten het meest intensief gebruikt wordt, omdat de insuline dan sneller werkt.
• Controleer de bloedsuiker voordat u gaat sporten. Een mooie bloedsuiker voor het sporten ligt rond de 9 mmol/l.
• Is de bloedsuiker te laag neem dan extra koolhydraten. 15 gram koolhydraten geeft een glucosestijging van ongeveer 2.5 mmol/l.
• Is de glucose te hoog (16 mmol/l of hoger). Ga dan niet sporten. Het is mogelijk dat u dan te weinig insuline in uw lichaam heeft. Uw glucose zal dan juist verder doorstijgen als u toch gaan sporten.
Na het sporten:
• Controleer de bloedsuiker. Kijk of u het de volgende keer op dezelfde manier kunt aanpakken of dat u toch iets moet wijzigen, bijvoorbeeld meer of juist minder koolhydraten nemen voor het sporten.
• Als u 's avonds gesport heeft mag de glucose voor het slapen gaan wat hoger zijn om een hypoglycaemie in de nacht te voorkomen. Het bloedglucoseverlagende effect van sporten kan nog uren doorwerken door de toegenomen gevoeligheid voor insuline.
• Neem voor de zekerheid 15 gram koolhydraten extra als de bloedglucose < 8 mmol/l is.
Sporten bij 4dd spuitregime
Voor het sporten:
• Spuit de helft van de normale dosis als u binnen 2 uur na de maaltijd gaat sporten.
• Zit er meer dan 2 uur tussen de maaltijd en het sporten: spuit dan de normale hoeveelheid kortwerkende insuline bij de maaltijd. Eet voor het sporten een tussendoortje. Dit moeten langwerkende koolhydraten zijn. De hoeveelheid koolhydraten is afhankelijk van de duur van het sporten. Reken ongeveer 15 gram koolhydraten per 30 minuten sporten.
• Spuitplaatsen: spuit de insuline niet in het lichaamsdeel dat tijdens het sporten het meest intensief gebruikt wordt, omdat de insuline dan sneller werkt.
• Controleer de bloedsuiker voordat u gaat sporten. Een mooie bloedsuiker voor het sporten ligt rond de 9 mmol/l.
• Is de bloedsuiker te laag neem dan extra koolhydraten. 15 gram koolhydraten geeft een glucosestijging van ongeveer 2.5 mmol/l.
• Is de glucose te hoog (16 mmol/l of hoger). Ga dan niet sporten. Het is mogelijk dat u dan te weinig insuline in uw lichaam heeft. Uw glucose zal dan juist verder doorstijgen als u toch gaan sporten. Corrigeer de glucose eerst met wat kortwerkende insuline en ga pas sporten als deze rond de 9 mmol is.
Tijdens het sporten:
• Controleer als dat lukt tijdens het sporten ook een keer de bloedsuiker. Daalt de glucose snel eet dan zo nodig eerst wat snelwerkende en daarna nog wat langwerkende koolhydraten.
Na het sporten:
• Controleer de bloedsuiker. Kijk of u het de volgende keer op dezelfde manier kunt aanpakken of dat u toch iets moet wijzigen, bijvoorbeeld iets meer spuiten bij de maaltijd of wat meer koolhydraten nemen vooraf.
• Gaat u binnen 2 uur na het sporten eten, spuit dan de helft van de normale dosis kortwerkende insuline.
• Als u 's avonds gesport heeft mag de glucose voor het slapen gaan wat hoger zijn om een hypoglycaemie in de nacht te voorkomen. Het bloedglucoseverlagende effect van sporten kan nog uren doorwerken door de toegenomen gevoeligheid voor insuline.
• Neem voor de zekerheid 15 gram koolhydraten extra als de bloedglucose voor het slapen < 8 mmol/l is.
• Is de bloedsuiker voor het slapen hoger dan 15 mmol/l spuit dan de helft van wat u normaal aan correctie zou spuiten.
Sporten bij pomptherapie
Voor het sporten:
• Verlaag de basaalstand 1 uur vóór het sporten met 50%.
• Gaat u binnen 2 uur voor het sporten eten, verlaag dan de totaal berekende bolus (voor koolhydraten en correctie) bij die maaltijd met 50%.
• Controleer de bloedsuiker voor het sporten. Een mooie bloedsuiker ligt dan rond de 9 mmol/l.
• Is de bloedsuiker te laag neem dan extra koolhydraten. 15 gram koolhydraten geeft een glucosestijging van ongeveer 2.5 mmol/l.
• Is de glucose te hoog (16 mmol/l of hoger). Ga dan niet sporten. Het is mogelijk dat u dan te weinig insuline in uw lichaam heeft. Uw glucose zal dan juist verder doorstijgen als u toch gaan sporten. Bedenk dat u mogelijk een tekort heeft aan insuline door een vergeten bolus of een canule die niet goed zit. Breng zo nodig een nieuwe canule in. Corrigeer de glucose met wat kortwerkende insuline en ga pas sporten als deze rond de 9 mmol/l is.
Tijdens het sporten:
• Basaalstand op tijdelijke basaal zetten: 20% van de normale basale snelheid, of pomp afkoppelen.
• Afkoppelen van de pomp in principe niet langer dan 2 uur.
• Controleer als dat lukt tijdens het sporten ook een keer de bloedsuiker. Daalt de glucose snel eet dan zo nodig eerst wat snelwerkende en daarna nog wat langwerkende koolhydraten.
Na het sporten:
• Basaalstand 2-4 uur lang op 50% van de normale basale snelheid zetten.
• Gaat u binnen 2 uur na het sporten eten, verlaag dan de totaal berekende bolus (voor koolhydraten en correctie) bij die maaltijd met 50%.
• Als u ’s avonds heeft gesport en u wilt voor het slapen nog een correctie geven, geef dan ook weer de helft van het voorgestelde bolusadvies.
Bovenstaande adviezen zijn algemene adviezen. Het is afhankelijk van de persoon en van de soort en duur van de sport of deze adviezen goed uitpakken. Het is een kwestie van uitproberen wat voor u het beste werkt. De diabetesverpleegkundige kan u eventueel nog verder op weg helpen.