Kinderen met een DCD hebben problemen met bewegen. Ze leren pas laat om te zitten, omrollen, kruipen en lopen. Iets oudere kinderen met DCD zijn vaak slecht in sport. Ook veel gewone dingen zijn lastig voor deze kinderen: bijvoorbeeld aan- en uitkleden, tandenpoetsen, met mes en vork eten, veters strikken, knopen dichtdoen, stilzitten, netjes schrijven en een bal vangen en gooien. Hun intelligentie is meestal normaal.
Bij de meeste kinderen met DCD gaat het in de puberteit over. Een aantal kinderen blijft problemen houden. Vaak hebben deze kinderen naast DCD ook spraak- en leerproblemen, problemen met de zindelijkheid of Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD).
DCD komt meer voor bij jongens dan bij meisjes.